Leanne Kirpestein-Spierings

Veel ondernemers zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, vaak met een zogenoemd verrekenbeding. Daarmee wordt vooraf vastgelegd wanneer en hoe vermogen tussen partners wordt verrekend. Zo worden verrassingen bij scheiding of overlijden voorkomen. In theorie, tenminste. Want in de praktijk blijkt het uitvoeren van zo’n beding vaak lastig. Een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2025:5428) laat zien dat niet alleen de letter van het contract telt, maar ook de bedoeling achter de afspraken. Dat kan vergaande gevolgen hebben, met name voor ondernemers.

Wat is een verrekenbeding eigenlijk?

Er bestaan grofweg twee soorten verrekenbedingen: periodiek en finaal. Bij een periodiek verrekenbeding worden partners geacht jaarlijks te verrekenen wat er van hun inkomen is gespaard. Dit gebeurt echter zelden in de praktijk.

Het finaal verrekenbeding werkt anders: hier vindt verrekening pas plaats aan het einde van het huwelijk (bijvoorbeeld bij scheiding of overlijden). Het opgebouwde vermogen wordt dan gedeeld alsof sprake was van gemeenschap van goederen. Dit biedt partners de mogelijkheid om tijdens het huwelijk zelfstandig over hun vermogen te beschikken, zonder tussentijdse verrekening.

Alleen positief vermogen verrekenen? Niet altijd zo simpel

In veel huwelijkse voorwaarden is geregeld dat alleen positief vermogen wordt verrekend. Dit kan tot gevolg hebben dat er niet wordt verrekend als het vermogen van één van beide echtgenoten op de peildatum negatief is. Een dergelijke bepaling wordt doorgaans opgenomen om het vermogen van de ene echtgenoot buiten het bereik van eventuele schuldeisers van de andere echtgenoot te houden. Maar wat als het negatieve vermogen twijfelachtig of zelfs kunstmatig is ontstaan?

De casus: negatief vermogen als twistpunt

In de voornoemde zaak bij de rechtbank Den Haag beriep een man zich op het finaal verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden. Hij stelde dat er niet verrekend hoefde te worden, omdat zijn vrouw op de peildatum een negatief vermogen had – als gevolg van een rekening-courantschuld bij zijn onderneming.

De huwelijkse voorwaarden bepaalden inderdaad dat geen verrekening zou plaatsvinden als één van beide partners een negatief privévermogen had.

Waarom de rechter anders oordeelde

Toch volgde de rechtbank deze redenering niet. Waarom?

  • De huwelijkse voorwaarden waren juist opgesteld om de vrouw – die vanwege ziekte geen inkomen had – te beschermen tegen de risico’s van het ondernemerschap van haar man.

  • De schuld op haar naam was zonder overleg ontstaan. De man had privé-uitgaven van de vrouw vanuit zijn onderneming betaald, maar deze bedragen als (rekening-courant)schuld bij haar geboekt. De rechtbank overwoog dat de man aldus een negatief vermogen aan de zijde van de vrouw heeft gecreëerd.

  • Bovendien hadden partijen in strijd met hun huwelijkse voorwaarden nooit periodiek verrekend. Hadden ze dat wel gedaan, dan zou er op de peildatum vermoedelijk geen sprake zijn geweest van een negatief vermogen.

Het gevolg: de rechtbank besloot het negatieve vermogen van de vrouw buiten beschouwing te laten. Het positieve vermogen van de man moest wél worden verrekend.

Wat betekent dit voor ondernemers?

De uitspraak bevestigt dat huwelijkse voorwaarden meer zijn dan droge tekst. Rechters kijken naar de bedoeling van partijen, naar de uitvoering in de praktijk, en naar redelijkheid en billijkheid. Dit kan grote gevolgen hebben bij echtscheiding of overlijden.

Voor ondernemers betekent dit onder meer:

  • Zorg dat verrekenbedingen niet alleen op papier bestaan, maar ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.

  • Wees voorzichtig met het opvoeren van schulden binnen de onderneming die zijn toe te rekenen aan de partner.

  • Transparantie en een goede financiële administratie zijn cruciaal – zeker als het huwelijk eindigt.

 

 

 

 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises bij deze publicatie