Anje Slootweg
Twee ouders die gaan scheiden, staan voor een opdracht die soms best complex kan zijn: hoe zorg je dat je als partners scheidt, maar als ouders niet. Ouders die daar goed in slagen, komen veelal vrij gemakkelijk samen tot een ouderschapsplan en hoeven de rechtbank niet van binnen te zien. Ouders die het niet lukt om hun ouderschap en hun partnerschap van elkaar te scheiden, zullen eerder geneigd zijn in hun pijn te blijven hangen, en eerder de rechtbank nodig hebben om beslissingen te nemen over hun kinderen.
Eenvoudig is dat laatste overigens niet. Rechters vinden in principe dat ouders hun geschilpunten rond de kinderen zelf moeten oplossen. Zij kennen hun kinderen, de rechter de kinderen niet, dus het is altijd een verlegenheidsoplossing om een rechter over de kinderen te laten beslissen. In de wet staat bovendien dat ouders alleen kunnen scheiden als ze zélf een ouderschapsplan hebben opgesteld en ondertekend. Sommige rechtbanken verwijzen ouders, als dit niet gelukt is, eerst door naar mediation, voordat scheiden mogelijk is. Met andere woorden: in onze rechtspraak zit een sterke tendens van eigen verantwoordelijkheid voor ouders.
Intieme terreur binnen het gezin
Op zich is het goed dat ouders worden gewezen op hun verantwoordelijkheid. Er zijn echter ook veel situaties waarin deze kijk te simpel of zelfs totaal contraproductief is. Want wat als een moeder slachtoffer is van intieme terreur, maar vervolgens wel min of meer gedwongen wordt om met de dader aan tafel te gaan voor het opstellen van een ouderschapsplan? In sommige gevallen is datniet alleen misplaatst, maar zelfs volstrekt onveilig. Ouders (meestal moeders) die in een systeem van dwang en controle gevangen zitten, stonden jarenlang in de kou in onze rechtspraak, waarin zij voortdurend werden teruggeworpen op een eigen verantwoordelijkheid, die niet te dragen was.
Intieme terreur herkennen: toetsingscriteria
Voor deze situaties begint mondjesmaat meer oog te ontstaan. Er is recent een boek over geschreven door twee familierechtadvocaten, Ingrid Vledder en Ariane Hendriks, getiteld: ‘Met liefde heeft het niets te maken’. Mede onder invloed van dit boek, maar ook daarvoor al, zien we de rechtspraak enigszins veranderen. Ook rechters hebben deze en andere literatuur gelezen en krijgen meer oog voor het feit dat in geval van intieme terreur het plaatsen van twee ouders aan een tafel om zelf problemen op te lossen, onhaalbaar en onveilig is. Tegelijk blijft de beoordeling of er sprake is van intieme terreur, natuurlijk best een lastige. De volgende beslissende vragen zijn terug te vinden in de rechtspraak van het laatste jaar:
Is sprake van een patroon van controle en dwang?
Is sprake van een machtsverschil?
Wat is de impact op het slachtoffer?
Welke contra-indicaties zijn er, dus feiten en omstandigheden die juist een ander beeld geven dan dat sprake zou zijn van intieme terreur?
Om deze criteria te beoordelen, zijn objectieve informatiebronnen van groot belang. De rechter zal geen intieme terreur aannemen, enkel op basis van het verhaal van een moeder, als een vader dit verhaal betwist. Rapportages van de vrouwenopvang, de politie, Veilig Thuis en andere hulpverleners, zijn van doorslaggevend belang. Daarnaast kunnen ook appberichten een rol spelen.
Lastige positie hulpverleners
Deze ontwikkelingen stellen hulpverleners wel voor een ingewikkelde vraag. Want hulpverleners wordt geleerd om verslagen te schrijven waarin zij geen kant kiezen. Het wel kiezen van een kant als hulpverlener is een groot risico: voor je het weet, krijg je een klacht. Ook zijn hulpverleners er vaak niet blij mee wanneer hun rapporten worden gebruikt in een juridische procedure.
Tegelijk is duidelijk dat heel belangrijk is dat hulpverleners die constateren dat sprake is van intieme terreur, rapportages schrijven waarin zij dit moedig onder woorden brengen. Alleen als zowel hulpverlener als rechter verantwoordelijkheid neemt, kan veiligheid voor vrouwen en kinderen gecreëerd worden en blijven zij in het huidige systeem niet in de kou staan.