Catia Luis Fula
Bij de berekening van kinderalimentatie vormt de vaststelling van de behoefte van het kind de eerste stap. Die behoefte wordt in de regel bepaald aan de hand van wat het gezin tijdens het huwelijk netto te besteden had – de levensstandaard die het kind gewend was. Bij ondernemers met een eenmanszaak roept dit regelmatig de vraag op: telt alleen de winst uit onderneming, of kijkt de rechter ook naar privéonttrekkingen?
Een recente uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden biedt hierover meer duidelijkheid voor ondernemers in een scheidingssituatie.
De visie van de ondernemer
In deze zaak had de man een eenmanszaak. Hoewel zijn winst uit onderneming over de jaren schommelde, bleef het bedrag dat hij aan privé onttrok juist hoog en stabiel. De rechtbank achtte deze privéonttrekkingen een beter uitgangspunt voor het bepalen van de behoefte van de kinderen dan de boekhoudkundige winst.
De man verzette zich tegen dit oordeel. Volgens hem waren de onttrekkingen niet representatief voor de gezinsuitgaven tijdens het huwelijk. Hij stelde dat hij tijdelijk extra geld uit de onderneming had gehaald om de vrouw te ondersteunen, omdat haar eigen onderneming verlieslatend was. Daarnaast had hij te maken met dubbele woonlasten, de huur van een containerbox waarin het gezin tijdelijk verbleef, en kosten voor de verbouwing van een nieuwe woning. Volgens hem betroffen het incidentele uitgaven die buiten beschouwing moesten blijven. Hij pleitte ervoor om uit te gaan van de gemiddelde winst uit onderneming over de jaren 2018–2020.
Privéonttrekkingen als maatstaf voor levensstandaard kind
De man werd hierin niet gevolgd. Het hof benadrukt dat bij ondernemers niet alleen het formele (fiscale of boekhoudkundige) inkomen doorslaggevend is. Van groter belang is het werkelijk besteedbaar inkomen dat tijdens het huwelijk beschikbaar was voor het gezin. In deze zaak waren de privéonttrekkingen omvangrijk en stabiel en vormden zij daarmee de beste indicatie van de levensstandaard van het gezin tijdens het huwelijk. Het hof oordeelde dan ook dat deze onttrekkingen in beginsel bepalend zijn voor de behoeftebepaling van de kinderen.
De man slaagde er bovendien niet in aan te tonen dat delen van de onttrekkingen werkelijk niet ten goede waren gekomen aan het gezin. Zo werd het geld dat naar de vrouw werd overgemaakt, gestort op haar privérekening, van waaruit ook huishoudelijke kosten werden betaald. Het hof zag hierin geen duidelijke scheiding tussen zakelijke steun en gezinsuitgaven. Ook de verbouwingskosten waren geen reden voor een correctie: deze kwamen ten goede aan de gezamenlijke woning en daarmee aan het gezin. Ook de huur van de containerbox – die vier jaar lang werd gehuurd – gold als een structurele last, en dus als onderdeel van de gebruikelijke levensstandaard.
Het hof maakte uiteindelijk slechts op één punt een correctie: de dubbele woonlasten. Deze werden aangemerkt als tijdelijke lasten die niet tot de reguliere uitgaven van het gezin behoorden. Hiermee trok het hof een duidelijke lijn: alleen structurele, terugkerende uitgaven die bijdragen aan de gezamenlijke levensstandaard tellen mee bij de bepaling van de behoefte van het kind. Tijdelijke stijgingen in uitgaven, bijvoorbeeld als gevolg van een scheiding of verhuizing, worden niet zonder meer meegewogen.
Belangrijke inzichten
Deze uitspraak laat zien dat de vaststelling van kinderalimentatie geen puur boekhoudkundige exercitie is. De rechter kijkt naar de feitelijke bestedingsruimte van het gezin en beoordeelt of uitgaven structureel en gezinsgericht zijn geweest. Voor ondernemers betekent dit dat niet de winst uit onderneming, maar het werkelijke besteedbare inkomen leidend is bij de behoeftebepaling. Financieel adviseurs bij een echtscheiding doen er daarom goed aan om niet alleen naar jaarcijfers te kijken, maar ook het werkelijke uitgavenpatroon zorgvuldig in kaart te brengen.